Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij [26]bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn [27]mantel in [28]wijndruivenbloed. 26. Met deze manier van spreken wordt te kennen gegeven de overvloed en de edelheid van den wijn, die in het erfdeel van Juda zou wezen. 27. Anders, zijn opperkleed. 28. Dat is, sap der druiven, of wijn. Alzo Deut.32:14.